75 jaar oorlogsherinneringen

Komende week is het 75 jaar geleden dat de bevrijding van Nederland begon. Komend jaar vertellen 75 oorgetuigen in de Volkskrant hoe zij die hebben beleefd. Hoe betrouwbaar zijn de herinneringen van die 80-plussers?

Waar was je toen Pim Fortuyn werd vermoord? Van wie hoorde je dat prinses Diana was verongelukt? Wanneer zag je dat vliegtuigen zich in de Twin Towers boorden? Vraag het aan de mensen om je heen en je krijgt elke keer een verrassend accuraat antwoord.

Dat nieuws was zo aangrijpend dat het leek alsof de tijd even stilstond en we alles, de plek, onze gevoelens, de reacties van anderen, kortstondig haarscherp registreerden. Flitslichtherinneringen noemen psychologen dat: alsof in je hoofd de flits van een fototoestel afgaat, je brein heel even hyperalert is en er een foto wordt opgeslagen met veel meer details dan je normaal gesproken onthoudt. Maar haal die foto jaren later tevoorschijn en veel van de details blijven helemaal niet te kloppen. ‘heeft u op filmbeelden gezien dat hij werd doodgeschoten?’, vroegen Maastrichtse onderzoekers twee jaar na de dood van Fortuyn aan een groep studenten.

Bijna tweederde antwoordde bevestigend, terwijl die beelden helemaal niet bestaan. Ruim 20 procent wist zich zelfs details te herinneren uit die niet-bestaande filmbeelden, zo blijkt uit de studie die werd gepubliceerd in Applied Cognitive Psychology.

Het flitslicht is een mooie metafoor voor het heersende denkbeeld over herinneringen, zegt de Groningse hoogleraar Douwe Draaisma, gespecialiseerd in de werking van het menselijk geheugen. ‘Alsof er steeds een foto wordt gemaakt en wordt opgeslagen, een foto die hooguit kan vervagen, maar waar niet opeens iets anders op kan staan.’ Maar de vergelijking met een foto- of filmcamera gaat mank: in werkelijkheid zijn herinneringen feilbaar, bevatten ze vertekeningen en onjuistheden en kunnen ze bij het ophalen een andere betekenis krijgen. Het vele onderzoek naar flitslichtherinneringen laat zien dat zelfs schokkende en emotionele gebeurtenissen niet aan die wet ontkomen, zegt Harald Merckelbach, hoogleraar rechtspsychologie aan de universiteit van Maastricht: ‘We slaan ze op, vergeten ze nooit meer, maar aan de randen ontstaan vervormingen.’ Die kennis is relevant voor de Bevrijdingsserie die vanaf deze week een jaar lang geregeld in de Volkskrant zal staan. We volgen het spoor van de geallieerden die Nederland 75 jaar geleden bevrijden en laten 75 ooggetuigen vertellen hoe ze die bevrijding belegden.

De vraag is alleen: hoe betrouwbaar zijn de herinneringen van al die 80-plussers? Mogen we ervan uitgaan dat de gebeurtenissen in de oorlog zo heftig zijn geweest dat ze zich rotsvast in hun geheugen hebben gegrift of kunnen ze zijn aangetast door de tijd? Hoogleraren Draaisma en Merckelbach verduidelijken wat de wetenschappelijke kennis over het geheugen betekent voor de Bevrijdingsverhalen.

WAT INDRUK MAAKT, LIGT ZELFS NA 75 JAAR NOG VAST

Van alles wat we zien, horen en voelen bereikt een selectie het kortetermijngeheugen en de informatie die we daaruit belangrijk vinden wordt neergelegd in het autobiografische geheugen. ‘Van elke gebeurtenis worden daar twee boekhoudingen gemaakt’, zegt Merckelbach, ‘een over de kern en een tweede over de details. De kern blijft lang overeind, maar alle informatie over bijvoorbeeld dialogen, het tijdstip en of het mooi weer was, is al na weken, soms dagen kwijt of raakt vervormd.’ Hij vertelt over de verklaringen die Witte Huis-advocaat John Dean in 1973 voor de Amerikaanse Senaat aflegde in het Watergateschandaal en die een jaar later konden worden geverifieerd aan de hand van bandopnamen die werden ontdekt. De essentie van zijn betoog klopte, maar de gesprekken, waarover hij tot in detail had verteld, bleken heel anders te zijn verlopen.

Herinneringen aan indringende gebeurtenissen worden beter opgeslagen dan routinematige gebeurtenissen zegt Merckelbach, en dat is van belang voor de ooggetuigenverhalen. ‘Na 75 jaar kunnen mensen echt nog vertellen waar het toen om draaide. Ze weten nog heel goed dat ze zijn mishandeld, dat ze honger handden of ziek waren, of dat de Amerikanen de stad binnenkwamen.’ Wat een grote kleefkracht geeft aan een herinnering is dat het een eerste keer is, zegt Draaisma. ‘En de bevrijding was voor iedereen een eerste keer.’

MAAR HET GEHEUGEN VAN OOGGETUIGEN IS GEEN (OORLOGS)ARCHIEF

‘Bij de beschrijving van het geheugen wordt vaak de metafoor van het archief gebruikt’, zegt Draaisma, ‘en archieven doen daar zelf ook vrolijk aan mee. Het archief in Assen noemt zich bijvoorbeeld het geheugen van Drenthe.’ Terwijl de meeste kenmerken van een archief niks met het geheugen van doen hebben, verteld hij. ‘Een verwilderede tuin komt dichter in de buurt. Daar kunnen sporten dichtgroeien en zaadjes ontkiemen en kan een pad over een ander pad gaan lopen.’

Een herinnering is geen archiefstuk dat vergeeld maar ongeschonden uit een lade kan worden gehaald, geen filmfragment dat met terugspoelen opnieuw kan worden bekeken. Iedere keer dat we een herinnering ophalen, verandert die zegt Merckelbach. ‘Omdat we met anderen praten over wat we meemaken, erover lezen, dingen horen en die informatie toevoegen. We zijn slecht in staat om onze bronnen uit elkaar te halen, we weten na verloop van tijd niet meer goed welke gegevens waar vandaag gehaald komen. We hebben de illusie dat we putten uit ons geheugen, maar dat is vaak niet zo. Dat doen we niet met opzet, het gebeurt onbewust.’

Dat herinneringen zo ontvankelijk zijn voor informatie van buitenaf, heeft een reden, aldus Merckelbach: ‘Ons geheugen is een machine die ons bij de tijd moet houden dat maakt dat we zeer flexibel zijn met het invoegen van nieuwe gegevens. Alleen, we kennen niet, zoals bij Wikipedia, de verschillende versies. Ons geheugen zou dan overbelast raken.’

‘Er is niet veel voor nodig om herinnering te laten veranderen’, schrijft Draaisma in zijn boek Als geheugen me niet bedriegt: ‘Ze nog eens aan iemand vertellen is soms al genoeg.’ Wat mensen activeren, is in veel gevallen niet de herinnering, maar het verhaal van die herinnering, verduidelijkt hij, en dat zal ook gelden voor de ooggetuigen van de bevrijding. ‘Ze hebben er hun kinderen en later hun kleinkinderen zo vaak over verteld dat de herinnering langzaam een verhaal is geworden en verhalen stellen zo hun eisen: er moet een begin en een eind aan zitten en er is een beetje spanning nodig.’

Voeg daaraan toe dat herinneringen ook nog eens worden beïnvloed door het moment waarop ze worden teruggehaald. Draaisma:

‘Wij denken ten onrechte dat herinneringen alleen maar met het verleden hebben te maken, maar de emoties van nu bepalen hoe je aan dingen terugdenkt. Wie depressief is, maakt ongemerkt een andere selectie dan wie vrolijk is.’

HET MAAKT VEEL UIT DAT ALLE OOGGETUIGEN VAN DE OORLOG TOEN JONG WAREN

Alle ooggetuigen in de Bevrijdingsserie blikken terug op gebeurtenissen die in hun jeugd plaatsvonden en juist dat kan tot scherp herinneringen leiden. Psychologen spreken van de reminiscentiehobbel: de herinneringen uit onze jonge jaren zijn extra steven omdat we in onze jeugd heel veel dingen voor de eerste keer meemaken. Zeventigplusser hebben de neiging hun jeugd meer naar vore te halen, zegt Draaisma: herinneringen uit hun jonge jaren worden belangrijker ten opzichte van de middelbare leeftijd. ‘Vraag ouderen naar hun meest intense levenservaringen, naar de beste film die ze zagen, het mooiste liedje dat ze kennen en ze komen vaak uit die periode.’ Als zich in die leeftijdsfase dan ook nog een aangrijpende gebeurtenis voordoet, zal de strekking daarvan de tand des tijds goed doorstaand, benadrukt Merckelbach.

Toch kunnen herinneringen uit de vroege kinderjaren vervormd zijn geraakt, doordat de beelden, geluiden, geuren en emoties altijd ‘door de mangel van de taal’ moeten, zoals Draaisma het verwoordt. ‘Jonge kinderen hebben een beperkte woordenschat, of slaan gebeurtenissen zelfs alleen nog maar op in beelden. Daar moeten zij laten elf de woorden bij vinden.’ Daar komt bij, zegt hij, dat kinderen de neiging hebben om de wereld te ordenen vanuit de blik van de ouders en andere volwassenen in hun omgeving. ‘En in de periode van de bevrijding maakten ze die mee onder omstandigheden die ze nooit eerder hadden ervaren. Volwassenen waren buiten zichzelf van vreugde of zaten in angst of geliefden nog zouden terugkomen. Die emoties hebben kleur gegeven aan de herinnering van de ooggetuigen.’

WEGGESTOPTE HERINNERINGEN KUNNEN BIJ HET OUDER WORDEN BOVENKOMEN

Van veel oorlogsslachtoffers is bekend dat ze herinneringen vaak tientallen jaren hebben weggeduwd, door hard te werken en stelselmatig te zwijgen, maar vaak worden ze op oudere leeftijd alsnog met hun verleden geconfronteerd. Er zijn neurowetenschapers die menen dat daar een neurofysiologische achtergrond voor bestaat, zegt Merckelbach: ‘Naarmate we ouders worden, gaat de frontale cortex minder goed werken, en dat hersengebied functioneert als een soort rem op nare herinneringen. Als de greep op die herinneringen verzwakt, kunnen ze in een stortvloed terugkeren.’

ZELFS GRUWELIJKE HERINNERINGEN KOMEN NIET ONGESCHONDEN DOOR DE TIJD, EN DAT KAN DE WAARHEIDSVINDING BELEMMEREN

Het waren hartverscheurende beelden die de wereld overgingen: de heftige emoties van de kampslachtoffers die in 1987 in de rechtszaal van Jeruzalem tegenover John Demjanjuk kwamen te zitten. De getuigen wisten zeker dat hij de kampbeul van Treblinka was, verantwoordelijk voor de dood van honderdduizenden Joden, hoewel het om gebeurtenissen ging die ruim veertig jaar eerder hadden plaatsgevonden. Demjanjuk werd uiteindelijk vrijgesproken, het hooggerechtshof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen onbetrouwbaar waren. De Nederlandse geheugenexpert Willem Wagenaar speelde in dat proces een belangrijke rol door twijfel op te werpen over de vraag of slachtsoffers Demjanjuk na zo’n lange tijd nog konden herkennen en kritiek te uiten op de wijze van identificatie. In 2011 werd Demjanjuk in Duitsland alsnog veroordeeld voor oorlogsmisdaden, alleen niet in Treblinka, maar is Sobibor.

‘Het wrange is dat het in de rechtszaken tegen voormalige kampbewakers nooit om de kern draait, maar altijd om details’, zegt

Merckelbach. ‘Om de vraag wat de bewakers deden, wanneer dat was en wie erbij waren. En dan moeten alle getuigen in grote lijnen hetzelfde verklaren Terwijl die details na zo’n lange tijd nu juist vervormd of verdwenen zijn.’ Draaisma vertelt over de commandant van kamp Erica, een strafkamp in Ommen, die ruim veertig jaar na de bevrijding alsnog terecht moest staan. Ooggetuigen herinnerden zich heel goed wat zich in het kamp had afgespeeld, maar over de details (namen, gebeurtenissen, data) legden ze verklaringen af die sterk afweken van wat ze eerder, vlak na de oorlog hadden beweerd. ‘Er was bijvoorbeeld een oud-gevangene die zeker wist dat hij in herfst was aangekomen, terwijl het zomer was.’ De commandant werd vrijgesproken omdat het bewijs uit de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar werd geacht.

MAAR DE GESCHIEDENIS IS DE RECHTSZAAL NIET

Merckelbach: ‘Als ooggetuigen na zoveel jaar een paar details niet goed weergeven, betekent dat nog niet dat hun verhaal dus leugenachtig is. Na 75 jaar zullen verklaringen nooit meer helemaal kloppen, maar wees daar niet te negatief over. De geschiedenis is wat anders dan de rechtszaal. Er zijn nog altijd revisionisten die beweren dat er nooit concentratiekampen zijn geweest, dat iedereen die daarover getuigt liegt, en we moeten voorkomen dat zij aan de haal gaan met het idee dat het geheugen niet te vertrouwen is.’

Draaisma: ‘Willem Wagenaar, de grote geheugenpsycholoog, heeft ooit gezegd: als ons geheugen ons systematisch zou bedriegen, zou het zich niet ontwikkeld hebben. We hebben evolutionair gezien niets aan een instrument dat ons de hele tijd voor de gek houdt, dus in grote trekken bewaart ons geheugen een betrouwbare versie wat er is gebeurd. We moeten ons alleen wel bewust zijn van de mechanismen die een herinneringsspoor achteraf kunnen beïnvloeden.’

Daarbij speelt zelfs de interviewer een rol, denken de twee geheugenexperts, want die heeft details nodig om een aansprekend verhaal te kunnen maken. Stel open vragen, is hun advies, informeer of mensen dagboeknotities hebben of foto’s, zoek uit of ooggetuigen hun lotgevallen met anderen hebben gedeeld en doe navraag naar die eerdere versies. Accepteer dat details na zoveel tijd mogelijk wat zijn veranderd, zeggen ze, maar ga ervan uit dat de strekking van de herinneringen klopt. Merckelbach: Ooggetuigen hebben een belangrijke rol, zeker als ze tot de laatste generatie behoren. Alleen zij kunnen nog beschrijven wat er is gebeurd.’

DOOR ELLEN DE VISSER
FOTO’S VAN SANTEN & BOLLEURS
BRON DE VOLKSKRANT