De taal van kunst

Kunst brengt de soep op smaak.

Taal zoekt een verbinding tussen onze binnenwereld en onze buitenwereld. Wat gebeurt er buiten mij en hoe vertaal ik dat naar binnen toe? En andersom.

Taal poogt gevoelens, behoeften, ideeën en gedachten onder woorden te brengen. Dat alles is in ons verzameld en vormt tezamen een irrationele mix. Onze binnenwereld zie ik wel eens als een pan soep, waar van alles aan is toegevoegd. Er zijn dagen dat ik iets toevoeg aan de soep, wat er eerder nog niet inzat. Dan smaakt de soep dus anders dan daarvoor. En een ander doet dat ook, maar ongetwijfeld weer anders dan ik. Ieders soep smaakt anders.

De vraag die opkomt is, of ik wel echt degene ben die de soep in mijn pan heeft bereid. Deels wel, ja. Maar niet alleen. Er zijn heel wat influencers die we toelaten de deksel van de pan op te lichten om er iets in te stoppen. Zoals alles dat ons bij herhaling wordt gezegd, zo maar als een waarheid wordt beschouwd. De kracht van de reclame immers. Hele reeksen van overtuigingen houden we erop na. Maar hebben we die overtuigingen echt allemaal zelf in de pan gedaan? Ik waag het te betwijfelen. Denk maar eens aan de opvoeding, die we meekregen als kind. We konden ons lang niet teweer stellen tegen wat ons aan overtuigingen werd ingeprent. We slikten het vaak voor zoete koek. Daar komt te zoete soep van. En wat dacht je van de gebeurtenissen in ons leven, die diepe indruk op ons maken? Het idee dat we zelf wel bepalen wat er in onze soeppan komt, is volgens mij een schromelijke overschatting van de regie die we over ons eigen leven hebben. De realiteit is, dat er heel veel om ons heen gebeurt dat ons beïnvloedt.
Toch wil dit nog niet zeggen, dat we de regie over onze eigen soep niet kunnen terug krijgen. Daarvoor zijn dan wel wat hulpbronnen nodig. Die zijn er ook. Een daarvan is kunst.

Kunst nodigt ons uit om zelf de deksel van onze soeppan op te lichten, te ruiken en te proeven wat er eigenlijk in die pan borrelt, en onszelf de vraag te stellen: Smaakt het nog? Mag er wat meer gezondheid bij? Welke kruiden zouden de soep net wat pittiger maken? Of zou de soep toch net iets milder mogen zijn. Te veel peper zet ons binnenste in vuur en vlam, of misschien wel die van een ander die van onze soep mee-eet. Het is zo nu en dan dus best raadzaam om als chef-kok onze soep nog eens te proeven. Is die goed op smaak?

Kunst biedt ons een kookboek aan. Om die te kunnen lezen, moet je wel iets weten over de taal waarin dit kookboek is geschreven.

Ik las in één van de kookboeken van kunst het zinnetje: ‘Kunst is de leugen die de waarheid ontmaskerd’. Wibe Veenbaas raadde me met dit zinnetje aan om een takje van dit kruid toe te voegen aan mijn soep. Het is een bijzonder kruid, want mijn soep smaakt sindsdien iedere dag weer anders! Door muziek te spelen of te luisteren, door schilderijen te bekijken of foto’s te maken van de natuur, door boeken te lezen of gedichten te schrijven. Niet dat ik mijn soep iedere dag even lekker vindt hoor. Soms helemaal niet. Bittere soep past soms beter bij wat er is gebeurd. Dat mag ook.
Soms lukt het me niet, om de soep op smaak te brengen. Dan vraag ik iemand om even mee te kokkerellen. Dat helpt vaak, omdat de ander voor mij onbekende smaken kent. Soms moet ik daar aan wennen. En soms went het niet. Dat mag ook. Ik heb geleerd dat ik mijn eigen chef-kok ben.

De taal van kunst dus. Die taal verbreekt de oude vertrouwde manieren van omgaan met onze buitenwereld. Dat doet het, door onze innerlijke manier van kijken daarnaar te bevragen en uit te dagen. Dat is een belangrijke functie van kunst.

Kunst laat ons opnieuw naar de realiteit van de buitenwereld kijken. Dat vraagt soms om te kijken naar de gebonden soep van de binnenwereld. Daar is niet altijd even goed doorheen te kijken. Onze binnenwereld is gevormd door allerlei belevingen en overtuigingen die we wel hebben aangenomen, maar niet noodzakelijk ook van ons zijn. Vanzelfsprekendheden en gewoontes die we hebben afgekeken van anderen, ze kunnen zo maar als klontjes waarheid in de soep drijven. Anders dan een waarheid wil suggereren, gaat het vaak niet over goed of fout, over mooi of lelijk, over donker of licht. Het gaat er dan juist over, hoe we de smaken van die tegendelen allebei kunnen proeven. De een niet overheersend aan de ander, maar bitter én zoet.

Ik kwam dit eens op het spoor door het volgende zinnetje:

‘Morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt’

Het is een zin uit een wiegenlied, dat mij als kind wel eens werd toegezongen. Ik herinnerde het mij, omdat me werd gevraagd om een lied te zingen in een training. Ik had aanvankelijk geen enkele herinnering aan welk lied dan ook. Maar de groep was al in een rituele dans gekomen. Ik liep langzaam rondjes in de kring van deelnemers, aanvankelijk zoekend naar een manier om er tussenuit te knijpen. Maar de groep was te belangrijk voor me. Ik liet me meegaan in de bewegingen. Op enig moment voelde het als wiegen. Uit een diepe krocht echode de woorden van dit lied *), dat ik toen stamelend zong.

De zin die ik me herinnerde was de zin die mijn vader me had toegezongen. Zijn vervorming werd de mijne. En precies met mijn vaders’ woorden is dit lied voor mij een dierbare herinnering aan hem.
Maar het lied is meer dan dat. De taal van kunst kan soms zowel een koestering bieden als een illusie doorbreken. De koestering betrof het gevoel van de warme deken en het zachte kussen tegen mijn wang. En tegelijk liet een waakzaam stemmetje me weten: “Ben je er straks dan nog?” Want ja: “… wenn Gott wil …” Dat is dus nog maar de vraag! Zal God me wel wakker maken? Er kan een hoop gebeuren in de nacht. Stemmingen kunnen omslaan. Je weet het maar nooit met die wispelturigheid van de God, waarover mij in Bijbelverhalen was verteld. Een slaapliedje met een dubbele bodem!
En toch kon ik me ontspannen. De illusie werd voor mij doorbroken, dat mijn vader er áltijd voor me zou zijn. Ik had alle reden om aan te nemen, dat dit niet waar was. En die bevestiging hielp me. Voor mij was die dubbele bodem eenvoudig een bodem ónder een bodem. Als je door de eerste bodem valt, dan word je opgevangen door de onderliggende bodem!

Kunst is niet bedoeld om ons te sussen, terwijl het leven om ons heen maar door raast. Laten we elkaar niets wijsmaken! Kunst is niet bedoeld om de grillen van het leven te sussen. Kunst heeft veeleer de taak om ons wakker te schudden! En dat doet het door zich een toegang te verschaffen tot onze binnenwereld.

Kunst doet dat met een verhaal of een gedicht, met een toneelstuk, met een lied, met een beeld, met iets dat in onze binnenwereld tot de verbeelding spreekt. Iets dat ons hart doet kloppen. Iets dat ons prikkelt en inspireert. Iets dat ons innerlijk in beweging zet.
 

‘Lopen over water’

Of, op welke bodem sta ik echt?

Kunst helpt ons zoeken naar een orde, waarmee we verder kunnen in de chaos. Kunst toont ons een pad door de jungle, een lichtpuntje in de nacht. En soms is het net andersom. Dan reikt kunst ons chaos aan, om ons te bevrijden uit een orde die beklemd. De taal van kunst brengt onze irrationele binnenwereld tot leven, om er nieuwe vormen in te onderzoeken passend bij het leven dat we zo graag willen leiden.

Noot*)
Guten Abend, gut’ Nacht, mit Rosen bedacht,
Mit Näglein besteckt, schlupf unter die Deck
Morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt
Morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt

Guten Abend, gute Nacht, von Englein bewacht,
Die zeigen im Traum dir Christkindleins Baum
Schlaf nun selig und süß, schau im Traum’s Paradies
Schlaf nun selig und süß, schau im Traum’s Paradies


De tekst van het Wiegenlied van Johannes Brahms is afkomstig uit de verzameling volksgedichten Des Knaben Wunderhorn van Clemens Brentano en Achim von Arnim (1805-1808)

Willem de Bondt