Gestalttherapie

Gestalttherapie werd ontwikkeld door Fritz Perls, zijn vrouw Laura Posner Perls, Hefferline en Paul Goodman. Het eerste boek dat in die richting trok, was ‘Ego, Hunger und Agression’ van Fritz Perls. Hij maakte als eerste vanuit de psychoanalyse (Perls was zelf psychiater) kritische kanttekeningen bij zijn leermeester Freud die leidden tot het ontwikkelen van gestalttherapie. Een voorbeeld hiervan is het loslaten van Freuds gebruik van een sofa met een zo onzichtbaar mogelijke therapeut. In plaats hiervan koos Perls voor een zo zichtbaar mogelijke therapeut die zijn/haar ervaringen tijdens de therapie inbrengt in het contact met de cliënt.

Gestalttherapie is gericht op het gewaar worden van het proces: het proces van contact maken, contact vermijden of contact verbreken. Het gewaarzijn van eigen gedrag opent de mogelijkheid om andere keuzes te gaan maken. Daarbij staat het ‘hoe’ meer voorop dan het ‘wat’ of ‘waarom’, de inhoud. Hoe iemand spreekt, kijkt, beweegt, zich terugtrekt in het contact met mij (c.q. de therapeut) geeft informatie over hoe hij contact maakt (of juist niet maakt) met anderen. Een gestalttherapeut is geen alleswetende specialist op het gebied van levensvragen, maar brengt zichzelf in in het contact met de client, met zijn gedachten en gevoelens en, als dat behulpzaam is voor de client, ook met eigen vragen en twijfel. Zo gezien is de gestalttherapeut -als het goed is- ook rolmodel voor de cliënt.

Terug naar overzicht